Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Paulus, [1]een dienstknecht Gods, en een apostel van Jezus Christus, [2]naar het geloof der uitverkorenen Gods, en [3]de kennis der waarheid, [4]die naar de godzaligheid is; 1. Zie Rom.1:1; Fillip.1:1; Jak.1:1; 2 Petr.1:1; Jud.:1; Openb.1:1. 2. Dat is, predikende dezelfde leer, die de uitverkorenen Gods van alle tijden geloofd hebben. Of het Evangelie predikende, waardoor alleen de uitverkorenen Gods tot het zaligmakend geloof gebracht worden; gelijk Rom.1:5; 2 Tim.1:1. 3. Zo wordt het geloof genoemd, omdat zonder kennis der waarheid ven het Evangelie geen zaligmakend geloof kan zijn. Zie Jes.53:11; Joh.17:3; Kol.1:9,10; 1 Tim.2:4; Hebr.10:26; 1 Joh.4;16. 4. Dat is, die zodanig is, dat zij niet alleen geweten, maar ook door oefening van ware godzaligheid in het werk gesteld moet worden, en die de ware godzaligheid voorschrijft, eist, en daartoe de mensen verwekt en brengt. Zie 1 Tim.6:3.